De onderzoekers maakten een onderscheid tussen de bescherming die de coronavaccins bieden tegen een symptomatische infectie (lichte ziekteverschijnselen) en tegen een hospitalisatie.
De bescherming tegen een symptomatische infectie met de deltavariant daalde van 81 % na 100 tot 150 dagen tot 56 % bij mensen die een basisvaccinatie kregen. Bij een boostervaccinatie werd de initiële bescherming opgetrokken tot 84 %.
Slechter beschermd tegen omikron
De bescherming tegen een symptomatische infectie met de omikronvariant daalde van slechts 37 % na 100 tot 150 dagen tot nog maar 18 % bij mensen die een basisvaccinatie kregen. Bij een boostervaccinatie werd de initiële bescherming daar opgetrokken tot 52 %, om na 100 tot 150 dagen weer af te nemen tot 25 %. De immuniteit opgebouwd na een besmetting, in combinatie met een boostervaccin, zorgde voor een bescherming van 67 % tegen symptomatische infectie.
Bescherming tegen hospitalisaties stabiel
De coronavaccins boden wel een veel hogere bescherming tegen hospitalisatie. Tegen de deltavariant was dat na een boostervaccin 93 % om na 100 tot 150 dagen af te nemen tot 87 %. Tegen de omikronvariant daalde de bescherming tegen hospitalisatie van een boostervaccin na 100 tot 150 dagen tot %.
Sciensano concludeert dat de bescherming van de coronavaccins tegen symptomatische infectie snel afneemt, maar dat de bescherming tegen hospitalisaties stabieler blijft. De boostervaccinatie weet de bescherming wat verder op te trekken, en opgebouwde immuniteit na een besmetting biedt extra bescherming, die minstens een jaar blijft.