Terwijl in 2018 nog 1.017 baby’s en peuters in de jeugdzorg zaten, steeg dat cijfer in 2021 naar 1.879. Als de cijfers voor nul- tot achtjarigen onder de loep worden genomen, gaat het in dezelfde periode om een toename van 5.173 kinderen in een jeugdhulptraject naar 9.038. Bij kleuters van drie tot vijf jaar is er sprake van bijna een verdubbeling (1.706 naar 3.377). Ook bij zes- tot achtjarigen pieken de cijfers, daar is een stijging van 54 procent op te tekenen. De sterkste stijging is te zien in coronajaar 2020, maar ook daarvoor en daarna gingen de cijfers in stijgende lijn.
Alarmsignalen genegeerd
«Dat steeds meer gezinnen beroep moeten doen op dit soort uitzonderlijke hulpverlening is erg verontrustend», zegt Groen covoorzitter Jeremie Vaneeckhout. «Een gezin heeft niet van de ene dag op de andere nood aan deze verregaande hulpverlening. Deze stijgende cijfers tonen aan dat het beleid vandaag er niet in slaagt om alarmsignalen vroegtijdig op te pikken.»
Volgens Vaneeckhout moet wie hulp nodig heeft, daar bovendien lang op wachten. Eind 2021 stonden bijna 7.000 kinderen op een wachtlijst en moest 42 procent van de kinderen langer dan 6 maanden wachten op hulp. Voor 26 procent is dat zelfs langer dan een jaar. «Steeds meer jonge kinderen en hun ouders hebben nood aan professionele hulp, maar komen terecht op een wachtlijst. Minister Crevits schiet hier tekort en moet dringend ingrijpen», zegt Vaneeckhout.
De Groen-covoorzitter benadrukt nog dat uithuisgeplaatste jeugdhulp erg uitzonderlijk is. Alleen in hoge nood wordt een kind weggehaald bij de ouders. In veel gevallen kan met de nodige professionele begeleiding - voor zowel het kind als de ouders - een kind na een tijd ook weer naar huis. «Maar daarvoor is het een absolute prioriteit dat in gevallen van hoge nood er snel hulpverlening is en die is er nu niet», zegt hij tot slot.