In de zaak van Ingrid Caeckaert werd de afgelopen dertig jaar geen dader gevonden, maar wel zijn DNA. Met ‘Crime Scene-onderzoek via Y-DNA’ (CSY) zou het y-chromosoom in het DNA van de vrijwilligers vergeleken worden met dat van de dader. «Dat chromosoom is heel krachtig», legt DNA-onderzoekster Sofie Claerhout uit. «Het wordt bijna identiek van vader op zoon doorgegeven en kan dus gebruikt worden om te bepalen of en hoe dicht twee mannen verwant zijn.»
Twee mannen die achterachterneven zijn van elkaar, via een ongebroken mannelijk bloedlijn, zullen zo nog steeds een gelijkaardig Y-chromosoom hebben. «Als er een dichte gelijkenis is, zullen we een inschatting maken met onze ‘verwantschapsrekenmachine’, die ons kan vertellen in welke mate de twee DNA-profielen aan elkaar verwant zijn», licht Claerhout haar onderzoek toe. Op basis van stamboomonderzoek en achternamen kan dan de dader gevonden worden.
Verouderde wet
In Nederland is dat soort onderzoek al tien jaar in gebruik, maar door een verouderde wet is het bij ons verboden. «De huidige wet dateert van 1999 en is op twee manieren gebrekkig», vertelt Claerhout. «Enerzijds mogen we nu alleen zoeken naar identieke matches en niet naar bijna-matches, zoals je kan vinden bij broers of neven. Anderzijds mogen we vandaag alleen maar kijken naar effectieve verdachten in de zaak, en niet naar vrijwilligers, die we nodig hebben in dit onderzoek.»
In deze case zijn 500 vrijwilligers genoeg, zegt Claerhout: «De moord gebeurde in Knokke-Heist, en Ingrid Caeckaert kwam uit Maldegem. Dat zijn niet meteen grootsteden, dus met 500 DNA-profielen zouden alle mannelijke bloedlijnen in die buurt afgedekt moeten zijn.» Door de details van de moord, onder meer de 62 messteken waarmee het slachtoffer vermoord werd, gaat de politie ervan uit dat de dader Ingrid gekend moet hebben en dus mogelijk uit die streek komt. Voorlopig kunnen mannen die hun DNA willen afstaan, wanneer de wet er is, zich op de website aanmelden.
Minister Van Quickenborne wil snel een nieuwe wet voor de techniek: «Voor het eind van het jaar wil ik het wetsontwerp aan de regering voorleggen, zodat de wet volgend jaar in werking kan treden.»