De 35-jarige De Kock zit in Nederland in de cel voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en betrokkenheid bij het overlijden van de 4-jarige jongen. De onderzoeksrechter in Dendermonde vraagt zijn overlevering voor moord op en ontvoering van Dean Verberckmoes. Het lichaam van Dean werd op 17 januari in Nederland gevonden ter hoogte van Neeltje Jans in Zeeland, en De Kock werd eerder die dag opgepakt in Meerkerk in de provincie Utrecht. Dean werd in België ontvoerd, maar er is nog geen zekerheid over waar hij om het leven kwam.
Verzet tegen overlevering
De Kock verscheen op 20 januari voor de officier van justitie in Amsterdam, die hem in overleveringsdetentie plaatste. Daarmee startte de overleveringsprocedure. De raadkamer van de Amsterdamse rechtbank oordeelde op 28 januari dat De Cock in overleveringsdetentie bleef. De Kock verzette zich tegen de overlevering, waardoor de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam moest beslissen over de overlevering.
«De overlevering wordt toegestaan. Tegen deze uitsprak staat geen rechtsmiddel open», stelde de Internationale Rechtshulpkamer dinsdagmiddag. Er is dus geen beroep mogelijk tegen de beslissing. De overlevering moet binnen tien werkdagen uitgevoerd worden, maar Nederland en België willen sneller werken zodat De Kock en zijn vriendin R.W. met elkaar geconfronteerd kunnen worden.
Mensonwaardige omstandigheden
Volgens de verdediging van De Kock zouden de omstandigheden in de gevangenis in ons land mensonwaardig zijn, in het bijzonder de toegang tot gezondheidszorg voor gedetineerden. Hij heeft in de gevangenis van Middelburg gevraagd om een psychiater en een psycholoog, zo bleek op de zitting van de Internationale Rechtshulpkamer op 8 februari. De overlevering zou de situatie van De Kock verslechteren, zei zijn advocaat Michael Yap.
Volgens Yap was er geen sprake van moord of ontvoering, en kon De Kock alleen berecht worden voor het achterwege laten van hulp. De rechtbank wees dat argument af. «De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond. De onschuldbewering kan reeds om die reden niet leiden tot weigering van de overlevering. De opgeëiste persoon kan zijn onschuldverweer desgewenst naar voren brengen bij de Belgische rechter.»