Het gezondheidsinstituut en de KU Leuven volgden een jaar lang de aanwezigheid van antistoffen tegen het coronavirus op bij leerlingen in de lagere school. Bij het vijfde en laatste testmoment in december 2021, toen kinderen jonger dan 12 jaar nog niet in aanmerking kwamen voor vaccinatie, had 50,9 procent van de 432 geteste leerlingen antistoffen tegen het coronavirus.
De steekproef is representatief voor alle leerlingen in België. Er zijn wel regionale verschillen. In Wallonië had 58,6 procent van de leerlingen antistoffen, tegen 48,2 procent in Vlaanderen en 47,3 procent in Brussel.
Niet alle besmettingen gedetecteerd
In een bevraging bij de studie rapporteerde 26,9 pocent van de leerlingen een bevestigde COVID-19-infectie te hebben doorgemaakt sinds het begin van de pandemie. Voor 15,5 procent van de leerlingen gebeurde de diagnose tussen het vierde en het vijfde testmoment. Ook al liep de helft van de lagere schoolkinderen al een COVID-19-infectie op, slechts één op vier leerlingen meldt een infectie die werd bevestigd door een PCR- of een sneltest. Veel kinderen met antistoffen weten dus niet eens dat ze geïnfecteerd zijn geweest met SARS-CoV-2.
Zoals eerder al bleek, worden kinderen die in aanraking komen met het coronavirus zelden zwaar ziek. Ook in deze studie rapporteerde geen van de deelnemende kinderen gehospitaliseerd te zijn omwille van een COVID-19-infectie.
«Onze bevindingen tonen aan dat de deltavariant voor een grotere viruscirculatie onder kinderen zorgde dan eerdere varianten. Deze grote viruscirculatie namen we ook waar bij de algemene bevolking tijdens de vierde golf, ondanks een hoge vaccinatiegraad binnen deze groep. Deze trend blijkt zich bij de huidige omikronvariant enkel versterkt voort te zetten», besluit Sciensano-onderzoekster Els Duysburgh.