Wie de koning beledigt, riskeert vandaag zes maanden tot drie jaar cel en een geldboete. Bij het beledigen van andere leden van het koningshuis bedraagt die gevangenisstraf drie maanden tot twee jaar. De bestraffing van beledigingen aan het adres van de koning dateert al van 1847 en moest de stabiliteit van onze toen nog jonge monarchie beschermen. Tot veroordelingen kwam het maar zelden.
Het Grondwettelijk Hof oordeelde in oktober 2021 dat die wet strijdig is met het recht op vrije meningsuiting. Voorts argumenteerde het Hof dat de reputatie van de Koning ruimer wordt beschermd dan die van andere personen en dit niet beantwoordt niet aan een dwingende maatschappelijke behoefte. De maatschappelijke context is dan ook volledig verschillend van die uit 1847, aldus Van Quickenborne.
Moderne invulling
In zijn wetsontwerp voor een nieuw Strafwetboek geeft de minister daarom een moderne invulling aan het begrip majesteitsschennis, die in lijn ligt van het arrest van het Grondwettelijk Hof. De definitie wordt gelijkgesteld met die van smaad tegen natuurlijke personen. De intentie om de koning te smaden moet dus aanwezig zijn om van een misdrijf te kunnen spreken. Omwille van de bijzondere constitutionele rol van de koning werd het begrip majesteitsschennis wel behouden.
Maar die majesteitsschennis zal geen celstraf meer kunnen opleveren. Deze tenlasteleggingen worden namelijk onder strafniveau 1 geplaatst, legt Van Quickenborne uit. Daarbij moet de rechter een geldboete, een probatiestraf of een werkstraf uitspreken. De reputatie van de koning zal dus niet langer meer bescherming krijgen dan die van andere burgers.