Bij ICSI of intracytoplasmatische sperma-injectie wordt onder de microscoop een zaadcel rechtstreeks geïnjecteerd in een eicel. De techniek werd ontwikkeld in het UZ Brussel onder leiding van prof. dr. André Van Steirteghem. De eerste ICSI-baby werd in 1992 geboren, veertien jaar na de eerste IVF-baby.
Per ongeluk ontdekt
De ICSI-techniek verschilt van IVF doordat een eicel kan worden bevrucht door middel van slechts één zaadcel, terwijl bij IVF duizenden zaadcellen van goede kwaliteit nodig zijn. Dat betekende dertig jaar geleden een echte doorbraak, want het creëerde een oplossing voor mannen die met vruchtbaarheidsproblemen kampten door te weinig zaadcellen. Zelfs bij mannen die geen zaadcellen in hun ejaculaat hebben, kan men via een biopt enkele zaadcellen uit de teelballen halen.
De nieuwe methode werd per ongeluk ontdekt, zegt pionier prof. dr. Van Steirteghem. «De techniek bestond al: een zaadcel inbrengen bij een eicel. Alleen werd de zaadcel niet tot in het cytoplasma gebracht en lukte dat niet met de toen gebruikte naalden. Wij ontworpen zelf een naald die heel fijn en precies was, waardoor de eicel amper werd beschadigd en hoopten dat bevruchting vlotter kon optreden. Per ongeluk werd een zaadcel toch tot in het cytoplasma gebracht, met een succesvolle bevruchting tot gevolg.»
ICSI is intussen dominant geworden op zijn voorganger. Van alle 61.700 kinderen geboren in Vlaanderen in 2020 werd 5,1 procent in vitro verwekt. In de Belgische IVF-centra gebeurt ongeveer 80 procent met ICSI. Wereldwijd wordt er ongeveer 30 procent IVF en 70 procent ICSI toegepast bij vruchtbaarheidsbehandelingen. In totaal kwamen intussen meer dan zes miljoen ICSI-kinderen ter wereld.
Geen gezondheidsgevolgen
Kinderen geboren na ICSI of een andere medisch begeleide voortplantingstechniek in het UZ Brussel worden verder opgevolgd. «Jarenlang onderzoek wijst uit dat medisch begeleide voortplanting geen impact heeft op hun algemene gezondheid. Onderzoeken naar de vruchtbaarheid van jongens geboren na ICSI wegens verlaagde zaadvorming bij hun vaders, stellen ook gerust dat hun vruchtbaarheid niet gecompromitteerd lijkt», klinkt het.
Het UZ Brussel werkt intussen voort aan onderzoek naar nieuwe technieken, omdat er nog altijd een groot aantal mensen zijn wiens kinderwens niet vervuld wordt. «Dit zit in ons DNA. Aan het klinisch onderzoek in UZ Brussel en laboratoriumonderzoek via de onderzoeksgroepen van de VUB samen werken er ruim 250 mensen direct of indirect mee aan onderzoek op vlak van (in)fertiliteit, genetica, implantatie, eicellen, zaadproductie... Zo startten we in 2000 in Brussel als eerste met het bewaren van stamcellen uit de zaadbal van jongetjes met een kankerdiagnose, met het oog op latere transplantatie. Er loopt een onderzoeksproject om in het laboratorium zaadcellen uit deze stamcellen uit te rijpen. Maar we onderzoeken ook de in vitro maturatie van onrijpe eicellen. Een unieke techniek op wereldvlak die nu al succesvol toegepast wordt in het UZ Brussel bij bepaalde patiënten.»